Home What do we offer ? Contact Video

TRAININGS

7/07/2013 - Kwaliteit Benchmarken

Tijdens de zomermaanden gaat “de7de” onverdroten (maar op ‘vakantietempo’) door. Zowel dit stukje als dat van volgende week gaat over verschillende manieren waarop “digitaal” de wereld fundamenteler verandert dan we soms denken.

Hoe meer digitale gegevens we hebben, hoe groter de transparantie wordt en hoe meer kwaliteit meetbaar en ‘tegenstelbaar’ wordt. (Volgende week zal de boekbespreking aantonen hoe ‘digitaal’ ook samenwerken in nieuwe vormen giet).

Drie mechanismen drijven de trend naar ‘meer transparantie en kwaliteit’ aan:

1 . digitaal is het steeds makkelijker en alledaagser dat heel veel data verzameld en geanalyseerd worden (Big Data);

2. mensen vinden data ook steeds meer (en makkelijker) zelf, waardoor ze niet alleen mondiger worden, maar ook veeleisender op vlak van het krijgen en vergelijken van data (Assertiviteit).

3. “Kwaliteit” wordt een meetbaar concept omdat we steeds meer beschikken over geschikte indicatoren met vergelijkbare cijfers (Benchmarking).

Meetbare kwaliteit

Zeker in de gezondheidszorg beweert men vaak met vaste overtuiging dat men “kwaliteit levert”, zonder dat men dat met harde cijfers kan staven. Maar dat gaat snel veranderen.

Vroeger kon iedereen probleemloos beweren dat hij/zij kwaliteit leverde, want niemand kon het tegendeel bewijzen. Zeker in de gezondheidszorg was kwaliteit meten moeilijk of onmogelijk bij gebrek aan indicatoren, die verschillende facetten van “kwaliteit” meetbaar maken. Maar nu men steeds meer over grote hoeveelheden digitale patiëntendata beschikt, wordt het zeer zinvol na te denken over geschikte kwaliteitsindicatoren. Zodra die gedefinieerd zijn, kan je digitaal de nodige gegevens capteren, verzamelen en vergelijken en wordt het wel mogelijk kwaliteit te meten en te vergelijken.

In principe kan je kwaliteit meten op drie manieren:

  • ‘Structuur indicatoren’ geven een beeld van de infrastructuur, het materiaal en het opleidingsniveau (of accreditering) die aanwezig zijn.
  • ‘Proces indicatoren’ geven weer welke procedures en werkafspraken vastgelegd werden (ervan uitgaande dat ze ook opgevolgd worden).
  • ‘Resultaat indicatoren’ meten het uiteindelijke resultaat en maken kwaliteit in feite het best zichtbaar, want “c’est le résultat qui compte”, zeker in de ogen van de consument / patiënt.

Geen maatstaf voor gezondheid

Structuur- en procesindicatoren kan je in principe makkelijk meten, want ze zijn tastbaar. Voor veel resultaatindicatoren ligt dat anders: om te beginnen is er geen eenvoudige maatstaf voor ‘gezondheid’. Gewonnen QALY’s of vermeden DALY’s zijn niet eenvoudig of eenduidig meetbaar. Dus grijpt men vaak naar afgeleide maatstaven, zoals (vermeden) hospitalisaties of exacerbaties, of naar klinische gegevens.

Van slokdarmkanker tot inspectieverslag

Vlak voor het eindelijk zomer werd, gooide de CM de steen in de kikkerpoel met de publicatie van cijfers over slokdarmkanker. Op basis van het aantal geregistreerde behandelingen trok het ziekenfonds conclusies over waar je best gaat voor verzorging.

In feite gebruikte de CM hoofdzakelijk structuurindicatoren als maatstaf, namelijk het aantal behandelingen. Die zijn overigens steeds het makkelijkst meetbaar en controleerbaar. Hoewel dit soort indicatoren een bijdrage leveren voor kwaliteit, vormen ze op zich geen garantie voor het uiteindelijk resultaat. Men verweet de CM terecht dat men dieper had moeten graven. Indien men hoofdzakelijk gekeken had naar de outcome op langere termijn, zou de impact van deze actie nog veel groter en onweerlegbaar geweest zijn.

Maar de CM gaf wel een historisch schot voor de boeg, door cijfers sowieso publiek te maken: het ziekenfonds zit op een berg gegevens en patiënten zijn steeds meer vragende partij om te weten waar ze best terecht kunnen.

Geen struisvogelpolitiek

Kwaliteit wordt meetbaar en de vraag naar dit soort analyse zal steeds groter worden.

Het is zinloos en contraproductief om dergelijke transparantie tegen te gaan. Bedenk liever een strategie om niet op een dag met de billen bloot te staan. Het beste wat je kan doen – van zodra je er zelf mee klaar bent – is wat het AZ Jan Portaels van Volvoorde prompt deed: zijn eigen kwaliteitsverslag publiek maken. Het signaal is duidelijk: we weten dat we onze kwaliteit moeten meetbaar maken; we zijn ermee bezig en we hebben er geen probleem mee dat de patiënten over onze schouder mee kijken.

Wie volgt?

In welke mate zijn we zelf klaar met geschikte kwaliteitsindicatoren, waar de patiënt wijzer van wordt? In hoeverre zijn we klaar om de nodige gegevens in de praktijk te registreren, te verzamelen en te analyseren? Samen...?

Want dat wordt wel de kernvraag: in hoeverre beschikken we over een gepast platform – een onafhankelijke, maar toch betrouwbare ‘derde partij’ – waar gegevens bijeen kunnen gebracht worden, waar men de nodige analyses maakt, waar representatieve conclusies kunnen getrokken worden en van waaruit relevante resultaten gepubliceerd kunnen worden?

Nederlandse apothekers hebben een groot stuk van dit traject al achter de rug. Ze legden, samen met de farmaceutische inspectie, ruim dertig indicatoren vast die relevant zijn voor hun kwaliteit en die in de praktijk gemeten kunnen worden. Ze hebben al enkele rondes van verzamelen, vergelijken en terugkoppelen van gegevens achter de rug. De volgende stap wordt nu de publicatie voor het publiek...

Benchmarken

In feite heeft de CM een essentiële stap in dit hele proces overgeslagen, die de Nederlanders wél hebben ingebouwd. Vooraleer me, gegevens over kwaliteit publiek maakt, moet men eerst binnen een sector door een fase van ‘benchmarken’. In samenwerking met patiënten en/of externe experts moet men eerst kwaliteitsindicatoren bepalen en ervoor zorgen dat gegevens hierover in de eerste plaats terugvloeien naar de leden van de sector.

Die fase moet iedereen toelaten om zicht te krijgen op de eigen sterktes en zwaktes. En het moet hen de kans geven om bij elkaar ‘af te kijken’. Je moet in die fase met andere woorden de moed hebben om binnen de sector open en bloot te zeggen wie het goed doet en wie minder presteert, zodat de laatste bij de eerste kunnen gaan zien waarom en hoe ze het beter doen.

Kwaliteit transparant maken is met andere woorden in de eerste plaats bedoeld om de kwaliteit zichtbaar te maken en te verhogen binnen de sector, eerder dan om meteen de goede op te hemelen en de slechten aan de schandpaal te zetten.

Op weg naar ‘tegenstelbare’ kwaliteit

‘Transparantie’ is uiteindelijk geen vorm van masochisme of sadisme (al naar gelang je het zelf doet of wacht tot TestAankoop of de CM het voor/over je doet). Maar vergis je niet: het wordt nu heel snel een afdwingbaar recht van de patiënt. En de volgende stap staat trouwens ook al in de sterren geschreven: Pay for Performance.

Ik noem het liever ‘tegenstelbare kwaliteit’: de mate waarin je de eigen kwaliteit (en liefst ook de therapeutische resultaten) kan aantonen, zodat je ervoor vergoed kan worden. En omgekeerd: de mate waarin de patiënt – en in het bijzonder zijn ziekenfonds – kan rekenen op je kwaliteit en je resultaten en bereidt is ervoor te betalen.

Transparantie en Trust

Ze beginnen met dezelfde letters en zijn ook sterk aan elkaar verwant. De mate waarin je er geen probleem mee hebt om transparant om te gaan met alles wat je doet – de goede, zowel als de minder goede dingen – is een hoeksteen waarop ‘trust’ of vertrouwen wordt opgebouwd.

Precies een maand geleden opende TestAankoop een petitie om alle resultaten van klinisch onderzoek transparant te doen publiceren. In een wereld waar zelfs de grootste militaire, financiële en privacy geheimen uiteindelijk ‘lekken’, zou een dergelijke vraag eigenlijk niet meer mogen gesteld (hoeven te) worden. Is het nog maar eens een teken van overdreven of moedwillige achterdocht tegen alles wat “farmaceutisch” is? Of zorgt de sector en zelf daadwerkelijk te weinig voor om elke zweem van twijfel weg te nemen?

Het kost vandaag niets meer om de start en het einde – hoe dan ook – van elk onderzoek transparant te maken. Maar ook hier ontbreekt nog het platform waarop alle betrokken partijen (ook de tegenstanders!) samenwerken om de nodige relevante gegevens te verzamelen, te analyseren en te publiceren.

‘Digitaal’ kan het technisch allemaal. Maar meestal spelen emoties ons parten en slagen we er niet in een geschikt platform van samenwerking te definiëren.

Is dat misschien de les die we in deze veranderende wereld nog moeten leren?

Dirk BROECKX – 7 juli 2013

 (Volgende week legt Chris Anderson in “Makers” uit hoe ‘digitaal’ de wereld op vlak van productie en samenwerking ingrijpend aan het veranderen is).


‹‹Back






Copyright © 2024 Dirk Broeckx – All rights reserved.
Privacy beleid | Sitemap
Webontwikkeling Siteffect